Wie was ik, wie ben ik, wie zal ik zijn?
Wie je ten diepste bént wordt niet bepaald door bezit of positie.

Veel zaken zijn slechts de expréssie van wie je bent.

Van de levenskern waarmee je geboren wordt,

en die tijdens je leven niet wezenlijk verandert.

Wel komen daarvan gaandeweg steeds weer andere aspecten naar buiten:

in wat je denkt, zegt en doet.

 

Aan het begin sta je met lege handen.

Vól verwachting hou je ze open

om te ontvangen

wat het leven je gaat bieden.

Wie of wat je nú bent,

dat mag je met beide handen koesteren.

Koesteren alles wat het leven je tot nu gegeven heeft.

Zowel het kwade áls het goede.

Koesteren in je gevouwen handen:

als teken van hoop;

en van vertrouwen

in wat het leven je verder nog gaat brengen.

Aan het einde moet je werkelijk álles uit handen geven.

Al het tastbare en stoffelijke verliest betekenis.

Je staat opnieuw met lege handen.

Je mag je over geven

aan wat er ná aardse tijd en ruimte voor je te wachten staat:

oneindige en eindeloze geborgenheid.

Een wereld ligt aan onze voeten als een niet te duiden wonder.

We tasten naar richting,

durven nauwelijks te gaan wanneer ogen naar orientatie zoeken.

Wanneer alle belofte van houvast nauwelijks grijpbaar lijkt.

Sporen van hen die eerder waren tonen dat ons gaan nooit vergeefs is.

Dat elke weg - hoe grillig het verloop ook - een enig juiste is.

Voor je voeten: een weg om te gaan,

op de tast en toch vastberaden.

Het verloop afmetend ademtocht voor ademtocht.

Scherp afgetekend slechts de eerste meters.

Daarna toenemend gehuld in de nevelen van nu nog niet weten.

Nu is het vasthouden aan de hoop op het mooiste dat een mens kan overkomen.

Maar ooit - als ons zijn híer ten einde is - zullen we zeker weten.

Als we dáár onpeilbaar diepe liefde ontmoeten van aangezicht tot aangezicht.

(c) 2024-2025 teksten en foto's Han Hartog